1.
Indien de verdachte de voorwaarden niet naleeft, of indien uit bepaalde omstandigheden blijkt van het bestaan van gevaar voor vlucht, kan zijne aanhouding worden bevolen door het openbaar ministerie, tot het vorderen van de opheffing der schorsing bevoegd en door den officier van justitie van het arrondissement waartoe de plaats behoort waar de verdachte zich bevindt, onder verplichting, wat de laatstgenoemde ambtenaar betreft, tot onverwijlde schriftelijke kennisgeving aan eerstgenoemd openbaar ministerie.
2.
Indien dit de gedane aanhouding noodzakelijk blijft achten, dient het onverwijld zijne vordering bij den rechter in, die binnen tweemaal vier en twintig uren daarna beslist.