1.
Het bevel tot voorlopige hechtenis kan door de rechtbank worden opgeheven. Zij kan dit doen ambtshalve of op het verzoek van de verdachte, dan wel - voor zover het een bevel tot gevangenneming of gevangenhouding betreft - op de voordracht van de rechter-commissaris of op de vordering van de officier van justitie.
2.
De verdachte die voor de eerste maal opheffing verzoekt, wordt, tenzij de rechtbank reeds aanstonds tot inwilliging besluit, op het verzoek gehoord, althans opgeroepen.
3.
In afwachting van de beslissing van de rechtbank op een verzoek, een voordracht of een vordering tot het opheffen van een bevel tot gevangenneming of gevangenhouding, kan de officier van justitie de invrijheidstelling van de verdachte gelasten. Beslist de rechtbank afwijzend, dan wordt het bevel onverwijld verder ten uitvoer gelegd.