1.
De officier van justitie kan de erkenning weigeren indien:
a.
het Europees Beschermingsbevel onvolledig is of niet vervolledigd is binnen de door de door de officier van justitie vastgestelde termijn;
c.
het feit waarvoor de beschermingsmaatregel is opgelegd, indien het in Nederland zou zijn begaan, naar Nederlands recht niet strafbaar zou zijn;
d.
de gevaar veroorzakende persoon in Nederland onschendbaarheid geniet, zodat geen maatregelen op grond van een Europees beschermingsbevel kunnen worden genomen;
e.
het recht om de gevaar veroorzakende persoon strafrechtelijk te vervolgen wegens de handeling of gedraging met betrekking waartoe de beschermingsmaatregel is genomen, volgens de Nederlandse wet verjaard is, indien over de handeling of gedraging waarvoor de beschermingsmaatregel is opgelegd volgens Nederlands recht rechtsmacht kon worden uitgeoefend;
g.
de gevaar veroorzakende persoon volgens Nederlands recht vanwege zijn leeftijd niet strafrechtelijk aansprakelijk kan worden gesteld voor de handelingen of gedragingen met betrekking waartoe de beschermingsmaatregel is genomen;
h.
de beschermingsmaatregel betrekking heeft op een strafbaar feit dat krachtens het Nederlands recht wordt beschouwd als zijnde volledig, dan wel voor een groot of zeer belangrijk deel op Nederlands grondgebied gepleegd.
2.
Indien de officier van justitie het Europees beschermingsbevel weigert te erkennen op grond van een van de in het eerste lid bedoelde gronden dan:
a.
doet hij onverwijld mededeling aan de autoriteit van de uitvaardigende lidstaat en aan de beschermde persoon van het besluit tot weigering en van de redenen hiervoor;
b.
stelt hij in voorkomend geval de beschermde persoon in kennis van de mogelijkheid een beschermingsmaatregel te verkrijgen op grond van het Nederlandse recht.