1.
De officier van justitie stelt de persoon die gevaar veroorzaakt in de gelegenheid te worden gehoord ten aanzien van de behandeling van een verzoek tot uitvaardiging van een Europees beschermingsbevel als bedoeld in
artikel 5:4:11, eerste lid, indien aan deze persoon het recht om te worden gehoord, niet is verleend in de procedure die tot het nemen van de beschermingsmaatregel heeft geleid.
2.
Indien de persoon die gevaar veroorzaakt, is gehoord in de procedure die tot het nemen van de beschermingsmaatregel heeft geleid, kan de officier van justitie deze persoon in de gelegenheid stellen te worden gehoord bij de behandeling van het verzoek als bedoeld in
artikel 5:4:11, eerste lid, indien de officier van justitie dit voor het nemen van een beslissing noodzakelijk acht.
3.
De officier van justitie kan de beschermde persoon in de gelegenheid stellen te worden gehoord bij de behandeling van het verzoek als bedoeld in
artikel 5:4:11, eerste lid.
4.
Van het horen van de personen overeenkomstig het eerste, tweede of derde lid, wordt een schriftelijk verslag opgemaakt.