1.
Indien de aard van de aan de betrokkene opgelegde toezichtmaatregel onverenigbaar is met het Nederlandse recht, past het openbaar ministerie deze zodanig aan, dat tenuitvoerlegging naar Nederlands recht mogelijk is op een wijze die zoveel mogelijk overeenstemt met de in de uitvaardigende lidstaat opgelegde toezichtmaatregel.
2.
De aanpassing, bedoeld in het eerste lid, houdt in geen geval een verzwaring van de in de uitvaardigende lidstaat opgelegde toezichtmaatregel in.