1.
Indien, ondanks de ziekelijke stoornis van de geestvermogens van den veroordeelde, de tenuitvoerlegging van een andere dan bij het
voorgaand artikel bedoelde straf mogelijk is, wordt de curator op de gewone wijze tot voldoening aan het vonnis of arrest uitgenoodigd. Zoo de veroordeelde nog geen curator heeft, wordt deze zoo noodig te dien einde benoemd op de vordering van het openbaar ministerie op welks last de tenuitvoerlegging moet plaats hebben.