1.
Een voor erkenning en tenuitvoerlegging vatbaar bevel wordt door de officier van justitie erkend en ten uitvoer gelegd overeenkomstig het bepaalde in
artikel 552nn.
2.
De officier van justitie kan de tenuitvoerlegging slechts weigeren indien:
a.
na verloop van de termijn, bedoeld in
artikel 552kk, vierde lid, het certificaat niet is overgelegd, onvolledig is of kennelijk niet in overeenstemming is met het bevel;
b.
de erkenning en tenuitvoerlegging van het bevel onverenigbaar is met een krachtens Nederlands recht geldend voorrecht of immuniteit;
d.
het bevel is gegeven ten behoeve van een onderzoek, ingesteld met betrekking tot een feit dat, indien het in Nederland was begaan, naar Nederlands recht niet strafbaar zou zijn;
3.
De tenuitvoerlegging van een bevel wordt niet geweigerd op grond van het tweede lid, onderdeel d, indien het feit dat ten grondslag ligt aan het bevel, is vermeld op of valt onder de daartoe bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde lijst met feiten en soorten van feiten en dat feit naar het recht van de uitvaardigende lidstaat wordt bedreigd met een maximale vrijheidsstraf van ten minste drie jaren.
4.
De officier van justitie beslist onverwijld en zo mogelijk binnen 24 uur na ontvangst van het bevel, over de erkenning en tenuitvoerlegging ervan. Hij stelt de autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat onverwijld van zijn beslissing in kennis. De kennisgeving geschiedt in ieder geval schriftelijk en met redenen omkleed, indien de officier van justitie op grond van het tweede lid de tenuitvoerlegging van het bevel weigert.