1.
De verdachte kan slechts worden aangehouden:
1°.
ingeval van ontdekking op heterdaad van een misdrijf, door een ieder;
2°.
ingeval van ontdekking op heterdaad van een overtreding, door een opsporingsambtenaar, een commandant, een schipper en een gezagvoerder van een luchtvaartuig;
2.
De officier van justitie kan in de gevallen, genoemd in het vorige lid, de aanhouding van de verdachte bevelen.