1.
De verdachte kan slechts worden aangehouden:
1°. ingeval van ontdekking op heterdaad van een misdrijf, door een ieder;
2°. ingeval van ontdekking op heterdaad van een overtreding, door een opsporingsambtenaar, een commandant, een schipper en een gezagvoerder van een luchtvaartuig;
3°. buiten het geval van ontdekking op heterdaad, indien het een misdrijf of het strafbare feit omschreven in artikel 435 onder 4°. van het Wetboek van Strafrecht betreft, door een opsporingsambtenaar, een commandant, een schipper en een gezagvoerder van een luchtvaartuig.
2.
De officier van justitie kan in de gevallen, genoemd in het vorige lid, de aanhouding van de verdachte bevelen.
Inhoudsopgave
+ Eerste Boek. Algemeene bepalingen
+ Tweede Boek. Strafvordering in eersten aanleg
+ Derde Boek. Rechtsmiddelen
- Vierde Boek. Eenige rechtsplegingen van bijzonderen aard
+ Vijfde Boek. Internationale en Europese strafvorderlijke samenwerking
+ Zesde Boek. Tenuitvoerlegging en kosten
Geschiedenis

Geschiedenis-overzicht