1.
Op het rechtsgeding voor de kinderrechter zijn de
Vijfde Titel en de
Zesde Titel van het Tweede Boek van overeenkomstige toepassing, voor zover in deze Titel niet anders wordt bepaald en met dien verstande, dat de kinderrechter tevens de bevoegdheden bezit, die aan de voorzitter van een meervoudige kamer toekomen.