1.
Indien de Hoge Raad de herzieningsaanvraag betreffende het geval, vermeld in
artikel 457, eerste lid, onder b, gegrond acht, doet hij bij wijze van herziening de zaak zelf af of beveelt hij de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van de onherroepelijke uitspraak en verwijst hij de zaak op de voet van
artikel 471, teneinde – met inachtneming van het arrest van de Hoge Raad – hetzij de onherroepelijke uitspraak te handhaven hetzij met vernietiging daarvan recht te doen.
2.
Indien de Hoge Raad de herzieningsaanvraag betreffende het geval genoemd in
artikel 457, eerste lid, onder c, gegrond acht, beveelt hij de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van de onherroepelijke uitspraak en verwijst hij de zaak op de voet van
artikel 471, teneinde hetzij de onherroepelijke uitspraak te handhaven, hetzij met vernietiging daarvan:
a.
het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren,
b.
de verdachte vrij te spreken of
c.
als niet-strafbaar te ontslaan van alle rechtsvervolging, of
d.
de verdachte opnieuw te veroordelen met toepassing van de minder zware strafbepaling of met oplegging van een lagere straf.