1.
Na het overlijden van de gewezen verdachte kan de herzieningsaanvraag gedaan worden door:
a.
de procureur-generaal;
b.
de overlevende echtgenoot of geregistreerde partner, of bij afwezigheid dan wel niet in staat of bereid zijn van deze;
c.
elke bloedverwant in de rechte lijn of bij afwezigheid dan wel niet in staat of bereid zijn van deze;
d.
de bloedverwanten in de zijlijn tot en met de tweede graad.
2.
Elke bevoegdheid die op grond van deze afdeling aan de gewezen verdachte is toegekend, komt ook toe aan de in het eerste lid, onder b, c en d genoemde personen die herziening hebben aangevraagd. Indien de aanvraag is gedaan door de procureur-generaal wordt door de Hoge Raad een bijzondere vertegenwoordiger benoemd.
3.
De artikelen van deze afdeling zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat er na vernietiging van de uitspraak geen straf of maatregel kan worden opgelegd.
4.
Indien gedurende de behandeling van de zaak de gewezen verdachte overlijdt, wordt het geding voortgezet en door de rechter voor wie de zaak dient of moet dienen, een bijzondere vertegenwoordiger benoemd. De artikelen van deze afdeling zijn van overeenkomstige toepassing.
5.
Indien de gewezen verdachte de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt of anders dan wegens verkwisting onder curatele is gesteld, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens lijdt dat hij niet in staat is te beoordelen of zijn belang gediend is met een herzieningaanvraag, kan zijn wettelijke vertegenwoordiger in burgerlijke zaken de aanvraag doen indienen door zijn raadsman. De artikelen van deze afdeling zijn van overeenkomstige toepassing.