1.
Het bestuur van de raad voor rechtsbijstand kan ingeschreven advocaten die zich daartoe bereid hebben verklaard, aanwijzen voor het beurtelings verlenen van rechtsbijstand aan in verzekering gestelde verdachten.
2.
Is een krachtens het voorgaande lid aangewezen advocaat beschikbaar voor het verlenen van rechtsbijstand aan een in verzekering gestelde verdachte, dan treedt hij, voor de duur van de inverzekeringstelling, als diens raadsman op. De officier van justitie of een hulpofficier licht de advocaat onverwijld omtrent de inverzekeringstelling in.
3.
In gevallen waarin geen advocaat beschikbaar is voor het verlenen van rechtsbijstand op de voet van het bepaalde in de voorgaande leden, brengt de officier van justitie of de hulpofficier dit onverwijld ter kennis van de voorzitter van de rechtbank. Deze geeft een last aan het bestuur van de raad voor rechtsbijstand dat voor de duur van de inverzekeringstelling een raadsman aan de verdachte toevoegt.
4.
De in dit artikel bedoelde aanwijzingen en kennisgevingen geschieden overeenkomstig door Onze Minister van Veiligheid en Justitie vast te stellen bepalingen.
5.
Het tweede en het derde lid blijven buiten toepassing indien de verdachte een gekozen raadsman heeft.
6.
De krachtens het tweede of het derde lid toegevoegde raadsman treedt ook als raadsman voor de verdachte op tijdens de behandeling door de rechtbank van het hoger beroep van de officier van justitie als bedoeld in
artikel 59c.