3.
Wordt, in strijd met het te dien aanzien door den verdachte uitdrukkelijk voorgedragen verweer,
artikel 349, eerste lid, niet toegepast of aangenomen dat het bewezen verklaarde een bepaald strafbaar feit oplevert of dat een bepaalde strafverminderings- of strafuitsluitingsgrond niet aanwezig is, dan geeft het vonnis daaromtrent bepaaldelijk eene beslissing.
4.
Het vonnis vermeldt verder, in geval van oplegging van straf of maatregel, de wettelijke voorschriften waarop deze is gegrond.