1.
Indien de rechtbank valschheid in authentiek geschrift aanneemt, verklaart zij bij de uitspraak het geheele stuk valsch, of wijst zij aan waarin de valschheid bestaat.
2.
Zoodra het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan, stelt de griffier eene door hem onderteekende aanteekening op het stuk, houdende dat dit geheel of gedeeltelijk is valsch verklaard en vermeldende het vonnis waarbij dit is geschied. Het in de vorige zin bepaalde is niet van toepassing op akten, voorkomende in een register van de burgerlijke stand.
3.
Grossen, afschriften of uittreksels van het stuk worden niet uitgegeven, dan met bijvoeging van de daarop gestelde aanteekening.