1.
Indien de rechtbank het houden van eene schouw of het hooren van getuigen of verdachten elders dan in de gehoorzaal noodzakelijk acht, kan zij te dien einde, met schorsing der zaak, bevelen dat de terechtzitting tijdelijk zal worden verplaatst.
3.
De rechtbank is bevoegd, naar aanleiding van de gesteldheid der plaats waar de tijdelijke terechtzitting zal worden gehouden, de noodige voorschriften te geven voor de wijze van behandeling der zaak op die terechtzitting.