1.
De voorzitter stelt degene die het hem toegekende spreekrecht wenst uit te oefenen daartoe in de gelegenheid. Nadat deze zijn verklaring heeft afgelegd, kunnen hem door de voorzitter en de rechters nadere vragen over zijn verklaring worden gesteld. Nadere vragen van de officier van justitie en de verdachte worden door tussenkomst van de voorzitter gesteld.
2.
Indien meer nabestaanden van het slachtoffer te kennen hebben gegeven een verklaring te willen afleggen en zij geen overeenstemming hebben bereikt over wie van hen het woord zal voeren, beslist de rechtbank wie zij zal horen.