1.
Onze Minister van Veiligheid en Justitie kan op bij algemene maatregel van bestuur te bepalen wijze specifieke maatregelen treffen voor de feitelijke bescherming van getuigen, bedoeld in de artikelen 226a, 226g, 226k en 226m.
2.
Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op een persoon die medewerking heeft verleend aan de met opsporing en vervolging van strafbare feiten belaste autoriteiten, voor zover daartoe een dringende noodzaak is ontstaan als gevolg van die medewerking en daarmee verband houdend overheidsoptreden.
Inhoudsopgave
+ Eerste Boek. Algemeene bepalingen
- Tweede Boek. Strafvordering in eersten aanleg
+ Derde Boek. Rechtsmiddelen
+ Vierde Boek. Eenige rechtsplegingen van bijzonderen aard
+ Vijfde Boek. Internationale en Europese strafvorderlijke samenwerking
+ Zesde Boek. Tenuitvoerlegging en kosten
Geschiedenis

Geschiedenis-overzicht