1.
Onder inbeslagneming van eenig voorwerp wordt verstaan het onder zich nemen of gaan houden van dat voorwerp ten behoeve van de strafvordering.
2.
Het beslag wordt beëindigd doordat hetzij
a.
het inbeslaggenomen voorwerp wordt teruggegeven, dan wel de waarde daarvan wordt uitbetaald;
c.
de machtiging als bedoeld in
artikel 117 is verleend en het voorwerp niet om baat is vervreemd;
d.
de bewaring ingevolge
artikel 118, derde lid, door tijdsverloop is beëindigd en het voorwerp niet om baat is vervreemd.
3.
Onder teruggave van inbeslaggenomen voorwerpen wordt begrepen het verrichten van de in verband met de beëindiging van het beslag vereiste formaliteiten.