3.
Het bevel wordt gegeven voor een periode van ten hoogste een week en vermeldt:
a.
de feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat voldaan is aan de voorwaarden voor toepassing van
artikel 126m of
artikel 126n en
b.
de naam of een zo nauwkeurig mogelijke aanduiding van de gebruiker van een communicatiedienst van wie het nummer moet worden verkregen.
4.
De officier van justitie doet te zijnen overstaan de processen-verbaal of andere voorwerpen, waaraan een gegeven kan worden ontleend dat is verkregen door toepassing van het eerste lid vernietigen indien dat gegeven niet gebruikt wordt voor de toepassing van
artikel 126m of
artikel 126n.