1.
De officier van justitie doet aan betrokkene schriftelijk mededeling van de uitoefening van de bevoegdheden, genoemd in de
titels IVa tot en met Vc, zodra het belang van het onderzoek dat toelaat. De mededeling blijft achterwege, indien uitreiking van de mededeling redelijkerwijs niet mogelijk is.
2.
Als betrokkenen in de zin van het eerste lid worden aangemerkt:
a.
de persoon ten aanzien van wie een van de bevoegdheden van
titel IVa,
V,
Va,
Vb of
Vc is uitgeoefend;
c.
de rechthebbende van een besloten plaats als bedoeld in de
artikelen 126g, tweede lid,
126k,
126l, tweede lid,
126o, tweede lid,
126r,
126s, tweede lid, en
126zd, derde lid.
3.
Indien de betrokkene de verdachte is, kan mededeling achterwege blijven, indien hij op grond van
artikel 126aa, eerste of vierde lid, met de bevoegdheidstoepassing op de hoogte komt.