1.
Aan een rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding worden op zondagen en dagen die bij of krachtens de Algemene termijnenwet zijn aangemerkt als algemeen erkende feestdagen geen werkzaamheden opgedragen, tenzij het dienstbelang dit naar het oordeel van de functionele autoriteit onvermijdelijk maakt.
2.
In afwijking van het eerste lid, kunnen aan rechterlijke ambtenaren als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, onder 7, van de Wet op de rechterlijke organisatie, en aan rechterlijke ambtenaren in opleiding, voor zover werkzaam bij een arrondissementsparket of bij het parket centrale verwerking openbaar ministerie, werkzaamheden worden opgedragen op zondagen en dagen die bij of krachtens de Algemene termijnenwet zijn aangemerkt als algemeen erkende feestdagen, indien de aard en of organisatie van de arbeid dit onvermijdelijk maakt.
1.
Het bestuur van de rechtbank onderscheidenlijk het gerechtshof verdeelt de werkzaamheden van de rechterlijke ambtenaren die werkzaam zijn bij dat gerecht.
2.
Het hoofd van het parket verdeelt de werkzaamheden van de rechterlijke ambtenaren die werkzaam zijn bij dat parket.
3.
De president van de Hoge Raad verdeelt de werkzaamheden van de gerechtsauditeurs bij de Hoge Raad.
4.
Het bestuur van de rechtbank onderscheidenlijk het hoofd van het parket verdeelt de werkzaamheden van de rechterlijke ambtenaren in opleiding die de opleiding bij dat gerecht onderscheidenlijk dat parket doorbrengen.
5.
Van de in het eerste tot en met vierde lid bedoelde verdeling van werkzaamheden kan slechts worden afgeweken voor een beperkte duur en indien het dienstbelang dit naar het oordeel van het bestuur van het gerecht, de president van de Hoge Raad onderscheidenlijk het hoofd van het parket onvermijdelijk maakt.
1.
Voor schade die een rechterlijk ambtenaar of een rechterlijk ambtenaar in opleiding bij de vervulling van zijn ambt aan een derde toebrengt en waarvoor hij zelf krachtens de wet aansprakelijk zou zijn, is jegens de derde uitsluitend de Staat aansprakelijk.
2.
Voor schade als bedoeld in het eerste lid en voor schade die hij bij de vervulling van zijn ambt aan de Staat toebrengt, is een rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding jegens de Staat niet aansprakelijk, behalve voor zover de schade een gevolg is van zijn opzet of bewuste roekeloosheid.
3.
Voor schade die een gevolg is van een rechterlijke uitspraak is een rechterlijk ambtenaar niet aansprakelijk.
4.
Onze Minister kan de betrokken rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding bij besluit verplichten om ter zake van schade waarvoor deze op grond van het tweede lid aansprakelijk is, aan de Staat ter finale kwijting een vergoeding te betalen.
5.
In het besluit wordt het bedrag van de vergoeding vermeld. Indien het bedrag nog niet kan worden vastgesteld, worden de reden daarvan en zo mogelijk een voorlopige raming van het bedrag in het besluit vermeld, waarna Onze Minister zo spoedig mogelijk bij afzonderlijk besluit het bedrag vaststelt.
1.
Een niet voor het leven benoemde rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding onthoudt zich van het openbaren van gedachten of gevoelens en van de uitoefening van de rechten tot vereniging, tot vergadering en tot betoging, indien door de uitoefening van deze rechten naar het oordeel van de functionele autoriteit de goede vervulling van het ambt of het goede functioneren van de rechterlijke macht niet in redelijkheid zou zijn verzekerd.
2.
Het eerste lid is, voor zover het betreft het recht van vereniging, niet van toepassing op het lidmaatschap van:
a. een politieke groepering, waarvan de aanduiding is ingeschreven overeenkomstig de Kieswet , of
b. een vakvereniging.
1.
Rechterlijke ambtenaren – met uitzondering van de plaatsvervangers – en rechterlijke ambtenaren in opleiding gedurende de binnenstage kunnen niet tevens advocaat of notaris zijn dan wel anderszins van het verlenen van rechtskundige bijstand een beroep maken.
2.
Een advocaat kan niet tevens werkzaam zijn als rechter-plaatsvervanger in de rechtbank in het arrondissement waarin hij kantoor houdt onderscheidenlijk als raadsheer-plaatsvervanger in het gerechtshof tot het rechtsgebied waarvan het arrondissement behoort waarin hij kantoor houdt.
3.
Degene die als rechterlijk ambtenaar werkzaam is bij een tot het openbaar ministerie behorend parket, kan niet tevens werkzaam zijn als rechter-plaatsvervanger in een rechtbank of als raadsheer-plaatsvervanger in een gerechtshof. De eerste volzin is niet van toepassing gedurende de periode waarin aan hem voor het gemiddeld aantal uren per week waarvoor hij is aangesteld op zijn verzoek buitengewoon verlof is verleend.
4.
Rechterlijke ambtenaren en rechterlijke ambtenaren in opleiding gedurende de binnenstage vervullen geen betrekkingen waarvan de uitoefening ongewenst is met het oog op een goede vervulling van hun ambt of op de handhaving van hun onpartijdigheid en onafhankelijkheid of van het vertrouwen daarin.
5.
Rechterlijke ambtenaren en rechterlijke ambtenaren in opleiding gedurende de binnenstage stellen de functionele autoriteit in kennis van de betrekkingen die zij buiten hun ambt vervullen. Zo mogelijk geschiedt de kennisgeving zodra het voornemen bestaat tot het gaan vervullen van de betrekking. Ook indien zij geen betrekkingen buiten het ambt vervullen, stellen zij de functionele autoriteit daarvan in kennis.
6.
De functionele autoriteit beoordeelt of de vervulling van de betrekking ongewenst is met het oog op de in het vierde lid genoemde gronden. Ten aanzien van de met rechtspraak belaste rechterlijke ambtenaren, niet zijnde president, wordt deze bevoegdheid uitgeoefend door de president van het gerecht waar betrokkene werkzaam is. Ten aanzien van de rechterlijke ambtenaren die tevens president zijn van een rechtbank binnen het rechtsgebied van een gerechtshof, wordt deze bevoegdheid uitgeoefend door de president van dat gerechtshof. Ten aanzien van de rechterlijke ambtenaren die tevens president zijn van een gerechtshof, wordt deze bevoegdheid uitgeoefend door de president van de Hoge Raad.
7.
Bij een kennisgeving als bedoeld in het vijfde lid, eerste volzin, worden de volgende gegevens gemeld:
a. een korte omschrijving van de betrekking alsmede het soort bedrijf of instantie waar de betrekking wordt vervuld;
b. de naam van het bedrijf of de instantie waar de betrekking wordt vervuld;
c. de plaats waar de betrekking wordt vervuld;
d. of de betrekking bezoldigd is of onbezoldigd;
e. het tijdstip van aanvang en beëindiging van vervulling van de betrekking;
f. de omvang van de betrekking in uren per maand; en
g. de hoogte van de bezoldiging per jaar, aan te geven in categorieën;
met dien verstande dat de plaatsvervangers, in afwijking van de onderdelen f en g, van hun hoofdbetrekking de omvang en de hoogte van de bezoldiging niet behoeven te melden.
8.
De kennisgevingen worden jaarlijks geactualiseerd.
9.
Onze Minister stelt de procureur-generaal bij de Hoge Raad in kennis van de betrekkingen die de leden van het College van procureurs-generaal buiten hun ambt vervullen.
10.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de uitvoering van het vijfde, zevende en achtste lid.
1.
In dit artikel en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder nevenbetrekkingen: de betrekkingen die rechterlijke ambtenaren en rechterlijke ambtenaren in opleiding gedurende de binnenstage buiten hun ambt vervullen.
2.
De kennisgevingen, bedoeld in artikel 44, vijfde lid, en de gegevens over een nevenbetrekking, bedoeld in artikel 44, zevende lid, onderdelen a tot en met e, worden per gerecht, parket dan wel parket-generaal opgenomen in een register. De functionele autoriteit is verantwoordelijk voor de juistheid en volledigheid van de in het register opgenomen gegevens van de bij zijn gerecht, parket dan wel parket-generaal werkzame rechterlijke ambtenaren en rechterlijke ambtenaren in opleiding gedurende de binnenstage.
3.
Het register wordt jaarlijks geactualiseerd.
4.
Het register wordt in elektronische vorm openbaar gemaakt en kan tevens worden ingezien bij het desbetreffende gerecht, het desbetreffende parket dan wel het parket-generaal.
5.
Tegen betaling van de kostprijs is een afschrift van een door de aanvrager op te geven gedeelte uit het register verkrijgbaar.
6.
In afwijking van het vierde lid kan de functionele autoriteit met betrekking tot een nevenbetrekking van een rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding gedurende de binnenstage beslissen dat de gegevens, bedoeld in artikel 44, zevende lid, onderdelen b en c, met het oog op diens veiligheid, niet of niet volledig openbaar worden gemaakt.
7.
Indien op grond van het zesde lid met betrekking tot een nevenbetrekking van een rechterlijk ambtenaar gegevens niet of niet volledig openbaar worden gemaakt, deelt de functionele autoriteit een procespartij in een zaak die door die rechterlijk ambtenaar wordt behandeld, op haar verzoek mee of de desbetreffende nevenbetrekking verband houdt met door haar aan te geven bedrijven en instanties die bij haar zaak betrokken zijn, tenzij dit een gevaar voor de veiligheid van de rechterlijk ambtenaar oplevert.
8.
Na beëindiging van een nevenbetrekking blijven de gegevens over de nevenbetrekking gedurende een termijn van drie jaar bewaard in het register.
9.
In het register wordt ten aanzien van de plaatsvervangers die gedurende een termijn van twee jaar niet zijn opgeroepen voor het verrichten van werkzaamheden als bedoeld in artikel 5f, tweede lid, en gedurende die termijn evenmin tijdelijk zijn aangewezen als bedoeld in artikel 5f, derde lid, vermeld dat zij gedurende die termijn niet als zodanig zijn opgeroepen of aangewezen.
10.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de uitvoering van dit artikel.
1.
Aan een rechterlijk ambtenaar onderscheidenlijk rechterlijk ambtenaar in opleiding die is benoemd of verkozen in een functie in een publiekrechtelijk college, wordt voor het bijwonen van vergaderingen en zittingen van dat college en voor het verrichten van daaruit voortvloeiende werkzaamheden ten behoeve van dat college, buitengewoon verlof met behoud van bezoldiging verleend door Onze Minister dan wel, indien het een rechterlijk ambtenaar betreft die werkzaam is bij een gerechtshof of een rechtbank, het gerechtsbestuur onderscheidenlijk door de Raad voor de rechtspraak, tenzij het belang van de dienst zich daartegen verzet.
2.
Aan een rechterlijk ambtenaar onderscheidenlijk rechterlijk ambtenaar in opleiding wordt voor het verrichten van of het deelnemen aan activiteiten op de terreinen, bedoeld in artikel 48, eerste en derde lid, voor of van een vereniging of centrale van verenigingen als bedoeld in artikel 50, tweede lid, buitengewoon verlof met behoud van bezoldiging verleend door Onze Minister dan wel, indien het een rechterlijk ambtenaar betreft die werkzaam is bij een gerechtshof of een rechtbank, het gerechtsbestuur onderscheidenlijk door de Raad voor de rechtspraak, tenzij het belang van de dienst zich daartegen verzet.
3.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over het buitengewoon verlof als bedoeld in het eerste en tweede lid, waaronder in elk geval regels betreffende de doorbetaling van bezoldiging gedurende perioden waarin buitengewoon verlof als bedoeld in het eerste of tweede lid wordt verleend.
1.
Aan een rechterlijk ambtenaar onderscheidenlijk rechterlijk ambtenaar in opleiding kan door Onze Minister dan wel, indien het een rechterlijk ambtenaar betreft die werkzaam is bij een gerechtshof of rechtbank, het gerechtsbestuur onderscheidenlijk door de Raad voor de rechtspraak naar billijkheid een schadeloosstelling, een vergoeding van kosten of overigens een geldelijke tegemoetkoming worden verleend.
2.
Een afschrift van een beslissing van Onze Minister of de Raad voor de rechtspraak als bedoeld in het eerste lid wordt gezonden aan de functionele autoriteit van de betrokken rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding.
3.
Het gerechtsbestuur, bedoeld in het eerste lid, stelt de Raad voor de rechtspraak in de gelegenheid om advies uit te brengen inzake een voorgenomen besluit tot verlening van een schadeloosstelling, een kostenvergoeding of een geldelijke tegemoetkoming als bedoeld in het eerste lid die op jaarbasis meer dan € 5 000 bedraagt. Indien de Raad voor de rechtspraak advies heeft uitgebracht, zendt het gerechtsbestuur een afschrift van het vervolgens genomen besluit aan de Raad voor de rechtspraak.
4.
Onze Minister kan, in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, regels geven omtrent schadeloosstelling, kostenvergoedingen en overige geldelijke tegemoetkomingen aan groepen van rechterlijke ambtenaren of rechterlijke ambtenaren in opleiding.
Inhoudsopgave
+ Hoofdstuk 1. Algemeen
+ Hoofdstuk 1A
+ Hoofdstuk 2. Benoeming, plaatsing en beëdiging
+ Hoofdstuk 3. Salaris en andere financiële arbeidsvoorwaarden
+ Hoofdstuk 4
+ Hoofdstuk 5
- Hoofdstuk 6. Overige rechten en plichten
+ Hoofdstuk 6A. Disciplinaire maatregelen, schorsing en ontslag
+ Hoofdstuk 7. Beroep
+ Hoofdstuk 8. Overleg
+ Hoofdstuk 9. Slotbepalingen
Geschiedenis

Geschiedenis-overzicht