1.
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a.
Onze Minister: Onze Minister van Veiligheid en Justitie;
c.
salaris: het bedrag waarop de rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding in verband met het vervullen van een ambt, met inachtneming van het bij of krachtens de
artikelen 7,
9, eerste en derde lid, en
13 tot en met 16 van deze wet bepaalde, aanspraak heeft;
d.
bezoldiging: het salaris van de rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding, vermeerderd met een periodieke schadeloosstelling of geldelijke tegemoetkoming als bedoeld in
artikel 46 van deze wet, en met de toelagen, die in de op deze wet berustende regelgeving zijn aangewezen als tot de bezoldiging behorende toelagen, waarop hij aanspraak heeft;
e.
ambt: de door de rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding te vervullen functie;
g.
burgerlijke rijksambtenaren: degenen die door het Rijk zijn aangesteld om in burgerlijke openbare dienst werkzaam te zijn;
2.
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder functionele autoriteit:
a.
ten aanzien van de rechterlijke ambtenaren die werkzaam zijn bij een rechtbank en de rechterlijke ambtenaren in opleiding, voorzover de opleiding wordt doorgebracht bij een rechtbank: het bestuur van die rechtbank;
b.
ten aanzien van de rechterlijke ambtenaren die werkzaam zijn bij een gerechtshof: het bestuur van dat gerechtshof;
c.
ten aanzien van de vice-presidenten van, de raadsheren in, de raadsheren in buitengewone dienst bij, de griffier en substituut-griffier van, en de gerechtsauditeurs bij de Hoge Raad: de president van de Hoge Raad;
d.
ten aanzien van de plaatsvervangend procureur-generaal, de advocaten-generaal, de advocaten-generaal in buitengewone dienst en de plaatsvervangende advocaten-generaal bij de Hoge Raad: de procureur-generaal bij de Hoge Raad;
e.
ten aanzien van de rechterlijke ambtenaren die werkzaam zijn bij een arrondissementsparket, alsmede de rechterlijke ambtenaren in opleiding, voor zover de opleiding wordt doorgebracht bij een arrondissementsparket: het hoofd van dat arrondissementsparket;
f.
ten aanzien van de rechterlijke ambtenaren die werkzaam zijn bij het landelijk parket, alsmede de rechterlijke ambtenaren in opleiding, voor zover de opleiding wordt doorgebracht bij het landelijk parket: het hoofd van het landelijk parket;
g.
ten aanzien van de rechterlijke ambtenaren die werkzaam zijn bij het functioneel parket, alsmede de rechterlijke ambtenaren in opleiding, voor zover de opleiding wordt doorgebracht bij het functioneel parket: het hoofd van het functioneel parket;
h.
ten aanzien van de rechterlijke ambtenaren die werkzaam zijn bij het parket centrale verwerking openbaar ministerie, alsmede de rechterlijke ambtenaren in opleiding, voor zover de opleiding wordt doorgebracht bij het parket centrale verwerking openbaar ministerie: het hoofd van het parket centrale verwerking openbaar ministerie;
i.
ten aanzien van de rechterlijke ambtenaren die werkzaam zijn bij het ressortsparket, alsmede de rechterlijke ambtenaren in opleiding, voor zover de opleiding wordt doorgebracht bij het ressortsparket: het hoofd van het ressortsparket;
j.
ten aanzien van de hoofden van de in de onderdelen e tot en met i bedoelde parketten en de rechterlijke ambtenaren die werkzaam zijn bij het parket-generaal: het College van procureurs-generaal;
k.
ten aanzien van de leden van het College van procureurs-generaal: Onze Minister.
l.
ten aanzien van de rechterlijke ambtenaren in opleiding gedurende de buitenstage: de rector.