1.
De rechterlijke ambtenaren, bedoeld in artikel 5f, tweede en derde lid, die een ambt op basis van een aanwijzing vervullen en niet reeds uit anderen hoofde als rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding salaris genieten, ontvangen over de periode van hun aanwijzing een salaris overeenkomstig het bij en krachtens artikel 7 bepaalde.
2.
De rechterlijke ambtenaren, bedoeld in artikel 5f, tweede lid, die werkzaamheden verrichten na daartoe door de functionele autoriteit te zijn opgeroepen en niet reeds uit anderen hoofde als rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding salaris genieten, ontvangen een vergoeding volgens bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels.
3.
Voor de toepassing van het eerste lid:
a. wordt een raadsheer-plaatsvervanger gelijk gesteld met een raadsheer in hetzelfde gerechtshof;
b. wordt een rechter-plaatsvervanger gelijk gesteld met een rechter of senior rechter in dezelfde rechtbank;
c. wordt een plaatsvervangend advocaat-generaal gelijk gesteld met een advocaat-generaal bij hetzelfde parket;
d. wordt een plaatsvervangend officier van justitie gelijkgesteld met een substituut-officier van justitie of een officier van justitie bij hetzelfde parket;
e. wordt een plaatsvervangend officier enkelvoudige zittingen gelijkgesteld met een officier enkelvoudige zittingen bij hetzelfde parket.
Inhoudsopgave
+ Hoofdstuk 1. Algemeen
+ Hoofdstuk 1A
+ Hoofdstuk 2. Benoeming, plaatsing en beëdiging
- Hoofdstuk 3. Salaris en andere financiële arbeidsvoorwaarden
+ Hoofdstuk 4
+ Hoofdstuk 5
+ Hoofdstuk 6. Overige rechten en plichten
+ Hoofdstuk 6A. Disciplinaire maatregelen, schorsing en ontslag
+ Hoofdstuk 7. Beroep
+ Hoofdstuk 8. Overleg
+ Hoofdstuk 9. Slotbepalingen
Geschiedenis

Geschiedenis-overzicht