1.
De disciplinaire maatregel van schriftelijke waarschuwing wordt opgelegd:
a.
ten aanzien van de rechterlijke ambtenaren die werkzaam zijn bij een rechtbank en daarvan niet tevens president zijn: door de rechterlijk ambtenaar die tevens president van die rechtbank is;
b.
ten aanzien van de rechterlijke ambtenaren die werkzaam zijn bij een gerechtshof en daarvan niet tevens president zijn, alsmede de rechterlijke ambtenaren die tevens president zijn van een rechtbank binnen het rechtsgebied van een gerechtshof: door de rechterlijk ambtenaar die tevens president van dat gerechtshof is;
c.
ten aanzien van de vice-presidenten van, de raadsheren in en de raadsheren in buitengewone dienst bij de Hoge Raad, alsmede de rechterlijke ambtenaren die tevens president zijn van een gerechtshof: door de president van de Hoge Raad;
d.
ten aanzien van de plaatsvervangend procureur-generaal, de advocaten-generaal en de advocaten-generaal in buitengewone dienst bij de Hoge Raad: door de procureur-generaal bij de Hoge Raad.
2.
De disciplinaire maatregel van ontslag wordt door de Hoge Raad opgelegd.