1.
Onze Minister kan, indien hij van oordeel is dat de stabiliteit van het financiële stelsel ernstig en onmiddellijk in gevaar komt door de situatie waarin een financiële onderneming met zetel in Nederland zich bevindt, met het oog op de stabiliteit van dat stelsel onmiddellijke voorzieningen treffen ten aanzien van de betrokken onderneming, zo nodig in afwijking van wettelijke voorschriften of statutaire bepalingen, met uitzondering van de bij of krachtens dit deel gestelde regels.
2.
Onze Minister raadpleegt de Nederlandsche Bank alvorens een voorziening als bedoeld in het eerste lid te treffen. Het besluit wordt genomen in overeenstemming met Onze Minister-President, Minister van Algemene Zaken.
3.
Onze Minister regelt zo nodig de gevolgen van de door hem getroffen voorzieningen en bepaalt de termijn van die voorzieningen. Onze Minister kan deze termijn bij afzonderlijk besluit verlengen.
4.
Een krachtens het eerste lid getroffen voorziening kan, onverminderd het in artikel 2 van
bijlage 2 bij de Algemene wet bestuursrecht ten aanzien van de Wet op het financieel toezicht bepaalde, noch door de betrokken onderneming, noch door derden ongedaan worden gemaakt. Een besluit daartoe is nietig.
1.
Onze Minister kan, indien hij van oordeel is dat de stabiliteit van het financiële stelsel ernstig en onmiddellijk in gevaar komt door de situatie waarin een financiële onderneming met zetel in Nederland zich bevindt, met het oog op de stabiliteit van dat stelsel besluiten tot onteigening van vermogensbestanddelen van de betrokken onderneming, van door of met medewerking van die onderneming uitgegeven effecten of van vorderingen op die onderneming, zo nodig in afwijking van wettelijke voorschriften of statutaire bepalingen, met uitzondering van de bij of krachtens dit deel gestelde regels.
2.
Onze Minister raadpleegt de Nederlandsche Bank alvorens een besluit tot onteigening te nemen. Het besluit wordt genomen in overeenstemming met Onze Minister-President, Minister van Algemene Zaken.
3.
Een besluit tot onteigening vermeldt het tijdstip waarop het in werking treedt. De te onteigenen vermogensbestanddelen, effecten of vorderingen gaan over op het tijdstip van inwerkingtreding van dat besluit. Van het besluit wordt, onverminderd
artikel 3:41 van de Algemene wet bestuursrecht, mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
4.
In het besluit tot onteigening kan worden bepaald dat de te onteigenen vermogensbestanddelen, effecten of vorderingen worden onteigend ten name van een in dat besluit aangewezen privaatrechtelijke rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid.
5.
Onze Minister regelt de gevolgen van de onteigening.
6.
Een krachtens het eerste lid onteigend vermogensbestanddeel of effect of onteigende vordering gaat onbezwaard over op de Staat der Nederlanden of de krachtens het vierde lid aangewezen rechtspersoon. Onteigening krachtens het eerste lid van door of met medewerking van de betrokken onderneming uitgegeven effecten doet de rechten op nieuw uit te geven effecten van die klasse vervallen.
7.
Onverminderd
artikel 3:267f worden door een onteigening krachtens het eerste lid de bevoegdheden die voortvloeien uit een verrekenbeding in een overeenkomst met betrekking tot financiële instrumenten niet aangetast.
Artikel 3:159o, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
8.
De
onteigeningswet is niet van toepassing op onteigeningen krachtens het eerste lid.
1.
Onze Minister stelt, indien hij voornemens is een besluit als bedoeld in
artikel 6:1 of
6:2 te nemen, de Autoriteit Financiële Markten van dat voornemen in kennis. Voorts stelt hij de Autoriteit Financiële Markten onmiddellijk in kennis van een op grond van
artikel 6:1 of
6:2 genomen besluit.
2.
Indien de Autoriteit Financiële Markten kennisgeving ontvangt van een besluit tot onteigening van effecten die zijn toegelaten tot de handel op een in Nederland gelegen of functionerende gereglementeerde markt of een in Nederland geëxploiteerde multilaterale handelsfaciliteit, verplicht zij door middel van een aanwijzing de betrokken marktexploitant of de in
artikel 4:4b bedoelde beleggingsonderneming om de handel in die effecten, alsmede de handel in daaraan gerelateerde financiële instrumenten, op te schorten of te onderbreken en de handel in onteigende effecten of in certificaten van onteigende aandelen tot een door de Autoriteit Financiële Markten nader te bepalen tijdstip niet meer te hervatten.
3.
Voor de toepassing van het tweede lid worden met effecten die zijn toegelaten tot de handel op een in Nederland gelegen of functionerende gereglementeerde markt of een in Nederland geëxploiteerde multilaterale handelsfaciliteit gelijkgesteld effecten ten aanzien waarvan in Nederland systematische interne afhandeling plaatsvindt.
1.
Een krachtens
artikel 6:1 getroffen onmiddellijke voorziening kan mede tot de moedermaatschappij met zetel in Nederland van de betrokken financiële onderneming gericht zijn.
2.
Een krachtens
artikel 6:2 genomen besluit kan, indien de betrokken financiële onderneming een moedermaatschappij met zetel in Nederland heeft, mede strekken tot onteigening van vermogensbestanddelen van de moedermaatschappij, van door of met medewerking van die maatschappij uitgegeven effecten of van vorderingen op die maatschappij.
Artikel 6:5a
Artikel 1:76b is van overeenkomstige toepassing op de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in de
artikelen 6:1 en
6:2, of een gebeurtenis die met de uitoefening van deze taken en bevoegdheden rechtstreeks verband houdt.