1.
Tenzij die bevoegdheid op grond van de artikelen 4 en 6 van de verordening bankentoezicht aan de Europese Centrale Bank toekomt, stelt de Nederlandsche Bank in overeenstemming met de relevante toezichthoudende instanties, en met toepassing van artikel 3 van de richtlijn financiële conglomeraten, vast of een groep een financieel conglomeraat is. Bij de vaststelling neemt zij de artikelen 30 en 30bis van die richtlijn in acht.
2.
De Nederlandsche Bank kan, in overeenstemming met de relevante toezichthoudende instanties, en met inachtneming van artikel 3, leden 3 en 3bis, van de richtlijn financiële conglomeraten, besluiten de artikelen 3:269a, 3:297 en 3:298 niet toe te passen, indien zij de toepassing van die artikelen in het licht van de doeleinden van het toezicht onnodig, ongepast of misleidend acht.
1.
Indien de Nederlandsche Bank in overeenstemming met artikel 10 van de richtlijn financiële conglomeraten is aangewezen als coördinator, maakt zij aan de onderneming die aan het hoofd van de richtlijngroep staat, of bij ontbreken daarvan aan de in artikel 4, tweede lid, van de richtlijn bedoelde gereglementeerde entiteit, het besluit bekend dat de groep als financieel conglomeraat is aangemerkt en dat de Nederlandsche Bank als coördinator is aangewezen.
2.
Bij de toepassing van artikel 10 van de richtlijn financiële conglomeraten wordt de Nederlandsche Bank beschouwd als de toezichthouder die een vergunning heeft verleend aan een beheerder van beleggingsinstellingen, een beheerder van icbe’s, of aan een beleggingsonderneming.
1.
Indien de Nederlandsche Bank ingevolge artikel 10 van de richtlijn financiële conglomeraten is aangewezen als coördinator, heeft het toezicht overeenkomstig de artikelen 3:269a en 3:296 tot en met 3:298 betrekking op elke gereglementeerde entiteit van het financiële conglomeraat.
2.
In afwijking van het eerste lid oefent de Nederlandsche Bank geen toezicht overeenkomstig de artikelen 3:269a en 3:296 tot en met 3:298 uit op gereglementeerde entiteiten van een financieel conglomeraat waarvan de moederonderneming een gereglementeerde entiteit of een gemengde financiële holding is met zetel in een staat die geen lidstaat is indien zij heeft vastgesteld dat het toezicht door de toezichthoudende instantie van die staat op de gereglementeerde entiteiten van het financiële conglomeraat gelijkwaardig is aan het toezicht op gereglementeerde entiteiten, bedoeld in het eerste lid. De Nederlandsche Bank oefent eveneens geen toezicht uit op een gereglementeerde entiteit met zetel in Nederland die deel uitmaakt van een financieel conglomeraat als bedoeld in de eerste volzin, indien zij niet de coördinator is en de coördinator een vaststelling heeft gedaan die overeenkomt met een vaststelling als bedoeld in de eerste volzin.
3.
De Nederlandsche Bank kan, in geval van een financieel conglomeraat als bedoeld in het tweede lid en indien er geen sprake is van gelijkwaardig toezicht als bedoeld in dat lid, toezicht op de gereglementeerde entiteiten met zetel in Nederland van dat financieel conglomeraat op een andere wijze uitoefenen dan bedoeld in het eerste lid, indien die wijze passend is, waarborgt dat de doeleinden van het toezicht worden bereikt en, indien de Nederlandsche Bank niet zelf de coördinator is, daarvoor toestemming is verleend door de coördinator.
4.
De Nederlandsche Bank stelt, in samenwerking met de relevante toezichthoudende instanties, vast in hoeverre toezicht als bedoeld in deze afdeling wordt uitgeoefend op een gereglementeerde entiteit waarop artikel 5, vierde lid, van de richtlijn financiële conglomeraten van toepassing is.
5.
Indien van een financieel conglomeraat een ander financieel conglomeraat deel uitmaakt, is het toezicht, bedoeld in deze afdeling, slechts van toepassing op het gehele financiële conglomeraat.
6.
In afwijking van het vijfde lid kan de Nederlandsche Bank op verzoek van een financieel conglomeraat dat deel uitmaakt van een ander financieel conglomeraat besluiten dat het toezicht, bedoeld in deze afdeling, van toepassing is op de afzonderlijke financiële conglomeraten die deel uitmaken van dat andere financieel conglomeraat.
1.
Indien de Nederlandsche Bank ingevolge artikel 10 van de richtlijn financiële conglomeraten is aangewezen als coördinator:
a. coördineert zij de verzameling en verspreiding van informatie die relevant of essentieel is in normale omstandigheden en in noodsituaties, met inbegrip van de verspreiding van informatie die van belang is voor het prudentieel toezicht op grond van de sectorale voorschriften;
b. ziet zij toe op en beoordeelt zij de financiële situatie van het financiële conglomeraat als geheel;
c. ziet zij toe op de naleving van de voorschriften inzake kapitaaltoereikendheid, risicoconcentratie en intragroepsovereenkomsten en -posities, bedoeld in de artikelen 3:296 tot en met 3:298;
d. ziet zij toe op de naleving van de regels met betrekking tot de bedrijfsvoering van het financieel conglomeraat, bedoeld in artikel 3:269a; en
e. plant en coördineert zij toezichtactiviteiten in normale omstandigheden en in noodsituaties, in samenwerking met de relevante toezichthoudende instanties.
2.
Indien de Nederlandsche Bank als coördinator of als toezichthouder informatie nodig heeft die reeds aan een andere toezichthoudende instantie van een andere lidstaat is verstrekt, richt zij zich eerst tot deze toezichthoudende instantie.
1.
Op een gemengde financiële holding die deel uitmaakt van een financieel conglomeraat waarvoor de Nederlandsche Bank als coördinator is aangewezen, kan de Nederlandsche Bank artikel 1:75 toepassen indien, niettegenstaande dat voldaan is aan de artikelen 3:269a, 3:296 tot en met 3:298 of bepalingen van andere lidstaten die naar strekking daarmee overeenkomen, de solvabiliteit in gevaar zou kunnen worden gebracht dan wel de intragroepsovereenkomsten en -posities of de risicoconcentraties de financiële positie van een gereglementeerde entiteit die tot het financieel conglomeraat behoort, bedreigen of kunnen bedreigen.
2.
Indien, niettegenstaande dat een gereglementeerde entiteit met zetel in Nederland voldoet aan de artikelen 3:269a en 3:296 tot en met 3:298, de solvabiliteit in gevaar zou kunnen worden gebracht dan wel de intragroepsovereenkomsten en -posities of de risicoconcentraties de financiële positie van die gereglementeerde entiteit bedreigen of kunnen bedreigen, kan de Nederlandsche Bank maatregelen nemen jegens die gereglementeerde entiteit.
3.
Indien de Nederlandsche Bank geen coördinator is, kan zij op een gemengde financiële holding met zetel in Nederland die deel uitmaakt van een financieel conglomeraat de artikelen 1:75, 1:79 tot en met 1:81 en 1:85 toepassen indien die holding of een gereglementeerde entiteit die tot dat financiële conglomeraat behoort in strijd handelt met de artikelen 3:269a en 3:296 tot en met 3:298 of met bepalingen van andere lidstaten die naar strekking daarmee overeenkomen. Artikel 1:75 is eveneens van toepassing indien aan bedoelde bepalingen weliswaar wordt voldaan maar de solvabiliteit toch in gevaar zou kunnen worden gebracht dan wel de intragroepsovereenkomsten en -posities of de risicoconcentraties de financiële positie van een gereglementeerde entiteit die tot het financieel conglomeraat behoort, bedreigen of kunnen bedreigen.
Inhoudsopgave
+ 1. Algemeen deel
+ 2. Deel Markttoegang Financiële Ondernemingen
- 3. Deel Prudentieel Toezicht Financiële Ondernemingen
+ 3a. Deel Bijzondere maatregelen en voorzieningen betreffende financiële ondernemingen
+ 4. Deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen
+ 5. Deel Gedragstoezicht financiële markten
+ 6. Deel bijzondere maatregelen betreffende de stabiliteit van het financiële stelsel
+ 7. Deel Slotbepalingen
Geschiedenis

Geschiedenis-overzicht