1.
Het is een ieder met zetel in Nederland verboden zonder een daartoe door de Nederlandsche Bank verleende vergunning het bedrijf uit te oefenen van levensverzekeraar, natura-uitvaartverzekeraar of schadeverzekeraar met beperkte risico-omvang.
2.
De vergunning vermeldt de beperkingen die gelden voor een verzekeraar met beperkte risico-omvang.
3.
Het verbod van het eerste lid ten aanzien van het zonder vergunning uitoefenen van het bedrijf van natura-uitvaartverzekeraar is niet van toepassing op financiële ondernemingen met zetel in Nederland die voor het uitoefenen van het bedrijf van levensverzekeraar een door de Nederlandsche Bank op grond van dit deel verleende vergunning hebben.
4.
Het bedrijf van levensverzekeraar en het bedrijf van schadeverzekeraar worden onderscheiden in de branches die zijn genoemd in de bij deze wet behorende
Bijlage branches.
1.
De Nederlandsche Bank verleent op aanvraag een vergunning als bedoeld in
artikel 2:48 indien de aanvrager aantoont dat zal worden voldaan aan het bepaalde ingevolge:
a.
artikel 3:8 met betrekking tot de geschiktheid van de in dat artikel bedoelde personen;
b.
artikel 3:9 met betrekking tot de betrouwbaarheid van de in dat artikel genoemde personen;
2.
De aanvraag van de vergunning geschiedt onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.
3.
De Nederlandsche Bank kan op aanvraag geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van het eerste lid, aanhef en onderdeel c, d, f, g of k, indien de aanvrager aantoont dat daaraan redelijkerwijs niet kan worden voldaan en dat de doeleinden die de in het eerste lid genoemde artikelen beogen te bereiken anderszins worden bereikt.