1.
Voor uitvoering van opvang wordt op enig moment ten hoogste € 213.610.176 [Red: voor het jaar 2015: € 269.372.650] ter beschikking gesteld, met dien verstande dat:
a. per opvangsituatie maximaal € 106.805.088 [Red: voor het jaar 2015: € 134.686.325] ter beschikking kan worden gesteld; en
b. het ter beschikking staande bedrag ten aanzien waarvan naar het oordeel van de Nederlandsche Bank bij het in werking stellen van de opvang, gehoord de vertrouwenscommissie, het aanmerkelijke risico bestaat dat het niet wordt terugbetaald, nooit hoger is dan € 106.805.088 [Red: voor het jaar 2015: € 134.686.325] .
2.
De bedragen, bedoeld in het eerste lid, worden jaarlijks door Onze Minister aangepast aan de procentuele ontwikkeling van het totaal van de solvabiliteitskapitaalvereisten van de levensverzekeraars, bedoeld in de artikelen 3:149, eerste lid, en 3:159, zoals die blijkt uit de meest recente jaarlijkse financiële verslaglegging van de Nederlandsche Bank.
3.
De bedragen, bedoeld in het eerste lid, worden in januari van het jaar waarop zij betrekking hebben door Onze Minister in de Staatscourant bekend gemaakt.
4.
Indien als gevolg van toepassing van de opvang voor een daarop volgende toepassing niet meer de maximale bedragen, bedoeld in het eerste lid, ter beschikking staan, bepaalt de Nederlandsche Bank de alsdan maximaal ter beschikking staande bedragen.
5.
De Nederlandsche Bank, gehoord de vertrouwenscommissie, stelt het bedrag vast dat in een voorkomend geval beschikbaar wordt gesteld voor de toepassing van de opvang. De Nederlandsche Bank bepaalt per levensverzekeraar in hoeverre dit bedrag in de vorm van aandelen in de opvanginstelling wordt genomen en in hoeverre dit bedrag in de vorm van een achtergestelde lening aan de opvanginstelling wordt verstrekt. De levensverzekeraars waarop deze paragraaf van toepassing is, nemen de aandelen en verstrekken de achtergestelde lening. Voor dit nemen van de aandelen, het houden ervan en het uitoefenen van de daarmee verbonden zeggenschap is geen verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 3:95, aanhef en eerste lid, onderdeel d, vereist. De Nederlandsche Bank bepaalt de voorwaarden van de achtergestelde lening.
6.
De levensverzekeraars waarop deze paragraaf van toepassing is verschaffen het ingevolge het vijfde lid vastgestelde bedrag. De Nederlandsche Bank legt daartoe aan de levensverzekeraars een aanslag op.
7.
Het zesde lid is niet van toepassing op opvanginstellingen en op levensverzekeraars ten aanzien waarvan opvang wordt toegepast of is toegepast en die uit dien hoofde nog verplichtingen hebben.
8.
De Nederlandsche Bank kan een levensverzekeraar ontheffing verlenen van het zesde lid, eerste volzin, indien de bijdrage tot gevolg zal hebben dat het solvabiliteitskapitaalvereiste van die levensverzekeraar niet meer zal voldoen aan artikel 3:57 en de levensverzekeraar niet in staat lijkt te zijn het solvabiliteitskapitaalvereiste binnen een redelijke termijn op de vereiste omvang te brengen.
9.
Ingeval een levensverzekeraar niet voldoet aan zijn verplichtingen, voortvloeiend uit het zesde lid, kan de Nederlandsche Bank een dwangbevel uitvaardigen, dat executoir kan worden verklaard door de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam en dan een executoriale titel oplevert, die met de toepassing van de voorschriften van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering door de Nederlandsche Bank ten uitvoer gelegd kan worden.
10.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot opvang op grond van deze paragraaf.
Inhoudsopgave
+ 1. Algemeen deel
+ 2. Deel Markttoegang Financiële Ondernemingen
- 3. Deel Prudentieel Toezicht Financiële Ondernemingen
+ 3a. Deel Bijzondere maatregelen en voorzieningen betreffende financiële ondernemingen
+ 4. Deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen
+ 5. Deel Gedragstoezicht financiële markten
+ 6. Deel bijzondere maatregelen betreffende de stabiliteit van het financiële stelsel
+ 7. Deel Slotbepalingen
Geschiedenis

Geschiedenis-overzicht