1.
Een betaalinstelling die voornemens is vanuit een bijkantoor in een andere lidstaat of door middel van het verrichten van diensten, al dan niet door tussenkomst van een betaaldienstagent, naar een andere lidstaat haar bedrijf uit te oefenen gaat daar slechts toe over nadat zij kennis heeft gegeven van haar voornemen aan de Nederlandsche Bank.
4.
De Nederlandsche Bank gaat over tot inschrijving van het bijkantoor of de betaaldienstagent in het register, bedoeld in
artikel 1:107, tenzij de toezichthoudende instantie van de andere lidstaat aan de Nederlandsche Bank heeft meegedeeld dat zij het vermoeden heeft dat met de voorgenomen vestiging van het bijkantoor of door de inschakeling van de betaaldienstagent mogelijk in strijd met het recht zal worden gehandeld. Indien inschrijving op het tijdstip van ontvangst van de in de vorige volzin bedoelde mededeling reeds heeft plaatsgevonden, haalt de Nederlandsche Bank deze door.