1.
Het College van procureurs-generaal ziet erop toe dat de bijzondere opsporingsdiensten de taken, bedoeld in
artikel 3, naar behoren uitvoeren.
2.
Het hoofd van het functioneel parket heeft tot taak erop toe te zien dat:
a.
de opsporingsambtenaar beschikt over de bekwaamheid en betrouwbaarheid die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van opsporingsbevoegdheden;
b.
de opsporingsambtenaar zijn taak op de juiste wijze uitoefent.
3.
Bij algemene maatregel van bestuur, op voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie, worden regels gegeven met betrekking tot de bekwaamheid en betrouwbaarheid die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van opsporingsbevoegdheden.
Artikel 8
Het College van procureurs-generaal kan Onze betrokken Minister adviseren over de uitoefening van de taken van de bijzondere opsporingsdienst en de feitelijke toepassing van de opsporingsbevoegdheden door de opsporingsambtenaren.