1.
In een kalenderjaar worden bij wijze van vooruitbetaling voldane renten van schulden, kosten van geldleningen daaronder begrepen (vooruitbetaalde rente), niet in aanmerking genomen indien zij betrekking hebben op tijdvakken die eindigen later dan zes maanden na afloop van het kalenderjaar waarin zij zijn voldaan en voorzover zij betrekking hebben op de periode die aanvangt na afloop van het kalenderjaar, waarbij die renten naar evenredigheid worden toegerekend aan kalendermaanden en gedeelten van kalendermaanden als kalendermaand worden aangemerkt.
3.
In het jaar waarin de belastingplichtige overlijdt wordt hetgeen ter zake van vooruitbetaalde rente in dat jaar door hem is of wordt geacht te zijn voldaan en de vooruitbetaalde rente die in daaropvolgende jaren wordt geacht te zijn voldaan, geheel in aanmerking genomen.