1.
Burgemeester en wethouders van 's-Gravenhage wijzen in hun gemeente briefstembureaus aan. Deze stembureaus zijn uitsluitend bestemd voor per brief uit te brengen stemmen. Ten aanzien van deze stembureaus zijn
artikel J 11 en
artikel J 16, voor zover dat artikel betrekking heeft op stemhokjes, niet van toepassing.
2.
Burgemeester en wethouders kunnen in afwijking van
artikel J 1 bepalen, dat deze stembureaus ten behoeve van het verrichten van de handelingen, bedoeld in de
artikelen M 10 en
M 11, tevens zitting houden vanaf zeven dagen voor de dag van stemming op door burgemeester en wethouders te bepalen tijden. In dat geval draagt de burgemeester er in afwijking van
artikel M 8, tweede lid, zorg voor dat de binnengekomen retourenveloppen die voldoende zijn gefrankeerd, op deze dagen worden overhandigd aan de voorzitter van de briefstembureaus.
3.
Indien burgemeester en wethouders van 's-Gravenhage gebruik hebben gemaakt van de bevoegdheid, bedoeld in het tweede lid, vangen deze stembureaus op de dag van stemming eerst met de handelingen bedoeld in de
artikelen M 10 en
M 11, aan, nadat het stembureau overeenkomstig
artikel N 16a, eerste lid, de stemopneming heeft verricht ten aanzien van de stembiljetten die zich bij aanvang van de dag van stemming in de stembus bevinden.
4.
In afwijking van
artikel J 1, tweede lid, eindigt de stemming op de dag der stemming zodra de briefstembureaus de handelingen, bedoeld in de
artikelen M 10 en
M 11, ten aanzien van alle tijdig binnengekomen retourenveloppen hebben beëindigd.
5.
Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot de zittingen, bedoeld in het tweede lid, en het bewaren van de stembescheiden.
6.
In plaats van het in
artikel J 17, eerste lid, bedoelde afschrift liggen op de tafel van deze stembureaus de ingewilligde verzoekschriften.