1.
Indien de retourenveloppe niet zowel een geldig briefstembewijs als een stembiljet, onderscheidenlijk de in
artikel M 6, eerste lid, onder d, bedoelde enveloppe met stembiljet, bevat, dan wel de op het briefstembewijs gestelde verklaring van de kiezer dat hij het stembiljet persoonlijk heeft ingevuld, niet door deze is ondertekend, voegt de voorzitter de aangetroffen bescheiden, zonder het stembiljet in te zien dan wel zonder de enveloppe met het stembiljet te openen, wederom in de retourenveloppe en legt hij deze, na haar te hebben verzegeld, terzijde.
2.
Indien in een retourenveloppe twee of meer stembiljetten, onderscheidenlijk enveloppen met stembiljet, zijn gevoegd, doet de voorzitter alle stembiljetten, onderscheidenlijk enveloppen met stembiljet en briefstembewijzen, zonder de stembiljetten in te zien dan wel de enveloppen met stembiljet te openen, wederom in de retourenveloppe en legt hij deze, na haar te hebben verzegeld, terzijde.