1.
De verhuurder die ingevolge een besluit als bedoeld in
artikel 13 of
15 van de Woningwet voorzieningen als bedoeld in
artikel 243 lid 2 heeft getroffen, is, ook buiten de gevallen van
artikel 303 lid 1 onder a en b, bevoegd om ter doorberekening van de kosten van deze voorzieningen, voor zover redelijk, een daarop afgestemde verhoging van de huur te verlangen. Indien de huurder en de verhuurder geen overeenstemming hebben kunnen bereiken over het bedrag van de verhoging, kan ieder van hen vaststelling van de verhoging door de rechter vorderen.
2.
Dit artikel is, behalve op bedrijfsruimte in de zin van
artikel 290, ook van toepassing op een gebouwde onroerende zaak of gedeelte daarvan, indien deze zaak of dit gedeelte voor de uitoefening van een ander bedrijf is verhuurd dan waarop bedrijfsruimte in de zin van
artikel 290 betrekking heeft.