1.
Onze Minister stelt op verzoek van het instellingsbestuur een bedrag vast in verband met overbrugging als bedoeld in
artikel 8 of verevening als bedoeld in de
artikelen 9 en
10, dan wel beide.
2.
Het bedrag onderscheidenlijk de bedragen, bedoeld in het eerste lid, worden in mindering gebracht op de som van de bruto-deelnamesommen van de instelling, welke op grond van de
artikelen 3 tot en met
6 zijn vastgesteld.
3.
Het totaal der bedragen voor verevening ten behoeve van de instellingen die door Onze Minister van Onderwijs en Wetenschappen worden bekostigd, is 170 miljoen gulden.