Wet van 26 juli 1951, tot opheffing van publiekrechtelijke en privaatrechtelijke belemmeringen met het oog op de aanleg, de instandhouding en het gebruik van werken ten behoeve van de landsverdediging
De rechthebbenden ten aanzien van onroerende zaken zijn, behoudens recht op schadevergoeding, verplicht te gedogen, dat een werk ten behoeve van de landsverdediging, waarvan zij de aanleg ingevolge de bepalingen van dit Hoofdstuk verplicht waren te gedogen, wordt weggeruimd.
Bij die opruiming zullen de onroerende zaken zoveel mogelijk in de vorige staat worden teruggebracht, voorzover niet met de rechthebbenden anders is overeengekomen.