5.
Indien de klacht of het bezwaar tegen de advocaat op grond waarvan het ernstige vermoeden is gerezen niet reeds schriftelijk ter kennis is gebracht van de raad van discipline, bepaalt de raad van discipline bij zijn beslissing op het in het eerste lid bedoelde verzoek tevens een redelijke termijn van niet langer dan zes weken, waarbinnen de deken de klacht of het bezwaar schriftelijk ter kennis van de raad van discipline brengt. Bij overschrijding van deze termijn vervalt de beslissing op het in het eerste lid bedoelde verzoek van rechtswege. De raad van discipline kan op schriftelijk verzoek van de deken de termijn ten hoogste eenmaal verlengen met een door hem te bepalen redelijke termijn van niet langer dan zes weken.
Paragraaf 4 is van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de
artikelen 46c, eerste lid,
46i tot en met 46k en
46n.