3.
Het in
artikel 48, vijfde lid, bepaalde omtrent openbaarmaking is mede van toepassing op de in het tweede lid genoemde maatregel.
4.
De bevoegde autoriteit van de staat van herkomst wordt in de gevallen, bedoeld in de
artikelen 46h, vierde lid,
48f,
49,
56, vijfde lid,
57, eerste lid,
60b, eerste en zevende lid en
60c, derde en vierde lid in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken.
5.
Indien de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst of de tuchtrechter aldaar de uitoefening van het beroep advocaat tijdelijk of blijvend heeft ontzegd is de betrokken advocaat van rechtswege niet meer bevoegd om in Nederland zijn beroep onder zijn oorspronkelijke beroepstitel uit te oefenen. De secretaris van de algemene raad haalt alsdan de inschrijving van de advocaat tijdelijk onderscheidenlijk blijvend door. De secretaris van de algemene raad stelt de bevoegde autoriteit van de staat van herkomst in kennis van de doorhaling.
6.
Alvorens jegens de onder zijn oorspronkelijke beroepstitel werkzame advocaat een tuchtrechtelijke procedure in te stellen dan wel een procedure inzake de onbehoorlijke praktijkuitoefening aan te vangen, stelt de raad van de orde in het arrondissement waar deze advocaat kantoor houdt de bevoegde autoriteit van de staat van herkomst van die advocaat daarvan onverwijld in kennis en verstrekt zij deze alle dienstige inlichtingen.
7.
Gedurende de procedure werkt de raad van de orde met de bevoegde autoriteit van de staat van herkomst samen. Het
vierde lid van artikel 60a is van overeenkomstige toepassing.