1.
Bij ministeriële regeling aangewezen kosten die verbonden zijn aan het lidmaatschap van de door Ons benoemde leden en plaatsvervangende leden komen ten laste van de staat.
2.
De leden-advocaten en plaatsvervangende leden-advocaten en de griffier ontvangen vergoeding van reis- en verblijfkosten en verdere verschotten van de Nederlandse orde. De griffier ontvangt bovendien een vergoeding van de Nederlandse orde, waarvan het bedrag wordt vastgesteld door de algemene raad.
3.
De overige kosten van het hof van discipline komen ten laste van de Nederlandse orde, met dien verstande dat de kosten die voortvloeien uit beroepen bedoeld in
artikel 56, eerste lid, onder a, door de staat aan de Nederlandse orde worden vergoed.