1.
De voorzitter van het hof van discipline kan kennelijk niet-ontvankelijke en kennelijk ongegronde beroepen, alsmede beroepen die naar zijn oordeel niet zullen leiden tot een andere beslissing dan die van de raad van discipline, binnen dertig dagen nadat zij zijn ingesteld, bij met redenen omklede beslissing afwijzen.
2.
Artikel 50, eerste lid, is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat ook een afschrift van de beslissing wordt gezonden aan de deken van de algemene raad.
3.
De voorzitter kan zich bij de uitoefening van de in het eerste lid bedoelde bevoegdheden doen vervangen door een plaatsvervangend voorzitter, lid van de rechterlijke macht.