2.
Tussen de voorzitter, de plaatsvervangende voorzitters, de leden, plaatsvervangende leden en de griffier mag geen bloed- of aanverwantschap tot en met de derde graad bestaan. Tussen de leden-advocaten en de plaatsvervangende leden-advocaten mag voorts niet bestaan een maatschap of ander duurzaam samenwerkingsverband tot het uitoefenen van het beroep van advocaat of de verhouding van werkgever tot werknemer.