1.
De beslissingen van de raad van discipline over de voorgelegde klachten zijn met redenen omkleed en worden in het openbaar uitgesproken, alles op straffe van nietigheid.
2.
De maatregelen die bij gegrondverklaring van een klacht kunnen worden opgelegd, zijn:
d.
de schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van ten hoogste een jaar; of
e.
de schrapping van het tableau.
3.
De raad kan bepalen dat, ondanks de gegrondverklaring van een klacht, geen maatregel wordt opgelegd.
4.
De maatregel van een geldboete kan gelijktijdig worden opgelegd met een andere maatregel.
5.
Indien enig door
artikel 46 beschermd belang dat vordert kan de raad van discipline bij de beslissing houdende oplegging van een maatregel als bedoeld in het tweede lid, onder b tot en met e, besluiten tot openbaarmaking van de opgelegde maatregel, al dan niet met de gronden waarop zij berust, op de door hem te bepalen wijze.
6.
Indien de raad de klacht geheel of gedeeltelijk gegrond verklaart en een maatregel als bedoeld in het tweede lid, onder a tot en met e, oplegt, kan hij in zijn beslissing opnemen dat de kosten, of een deel daarvan, die de klager in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken, door de advocaat aan wie de maatregel wordt opgelegd aan de klager worden vergoed en de kosten, of een deel daarvan, die ten laste komen van de Nederlandse orde van advocaten in verband met de behandeling van de zaak, door de advocaat aan wie de maatregel wordt opgelegd aan de Nederlandse orde van advocaten worden vergoed. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de tenuitvoerlegging van de beslissing van de raad.
7.
Tot de tenuitvoerlegging van maatregelen overeenkomstig dit artikel opgelegd wordt eerst overgegaan zodra zij in kracht van gewijsde zijn gegaan.
8.
De geschorste advocaat mag gedurende de schorsing de titel van advocaat niet voeren.
9.
Schorsing in de uitoefening van de praktijk brengt mede verlies van de betrekkingen, waarbij de hoedanigheid van advocaat vereiste voor verkiesbaarheid of benoembaarheid is.
10.
De raad spreekt, indien de klager daarom verzoekt, in zijn beslissing steeds met redenen omkleed uit of de advocaat tegen wie de klacht is ingediend, jegens hem de zorgvuldigheid heeft betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt. De raad kan een dergelijke uitspraak, indien hij daartoe voldoende grond aanwezig acht, ook ambtshalve doen.