1.
De voorzitter van de raad van discipline kan de vooronderzoeker aanwijzingen geven.
3.
Ten behoeve van het verrichten van vooronderzoek door de vooronderzoeker zijn de betrokken advocaat, zijn medewerkers en personeel, alsmede andere personen die betrokken zijn bij de beroepsuitoefening, niet gehouden aan de geheimhoudingsplicht, bedoeld in
artikel 11a. In dat geval geldt voor de betrokken vooronderzoeker een geheimhoudingsplicht, gelijk aan die in bedoeld in artikel 11a, en is
artikel 218 van het Wetboek van Strafvordering van overeenkomstige toepassing.
4.
Bij het verrichten van het vooronderzoek wordt een afschrift van de last tot het verrichten van het onderzoek zo mogelijk aan de betrokken advocaat getoond.
5.
De vooronderzoeker stelt de klager en de betrokken advocaat in de gelegenheid te worden gehoord.
6.
Een lid of plaatsvervangend lid van de raad dat een vooronderzoek in een zaak heeft verricht, neemt op straffe van nietigheid van de beslissing van de raad in die zaak geen deel aan de behandeling van die zaak ter zitting.