14.
Het in de
artikelen 46c, tweede lid,
46d, tweede lid,
46f,
46i, met uitzondering van het eerste lid, onderdeel c,
46j,
46l, eerste en derde lid,
46m,
46o en
46p van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren bepaalde is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de voorzitter, plaatsvervangende voorzitters, de leden-advocaten en de plaatsvervangende leden-advocaten van de raad van discipline.