1.
Voor zover het betreft de in
artikel 36a, tweede lid, bedoelde leden, eindigt het lidmaatschap van het college van toezicht:
a.
door het verstrijken van de periode waarvoor het lid is benoemd;
b.
door ontslag op eigen verzoek bij koninklijk besluit op voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie, gehoord de algemene raad;
c.
door het overlijden van het lid; en
d.
door ontslag als bedoeld in het vijfde of zesde lid.