1.
Voor zover het betreft de in
artikel 36a, tweede lid, bedoelde leden, eindigt het lidmaatschap van het college van toezicht:
a.
door het verstrijken van de periode waarvoor het lid is benoemd;
b.
door ontslag op eigen verzoek bij koninklijk besluit op voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie, gehoord de algemene raad;
c.
door het overlijden van het lid; en
d.
door ontslag als bedoeld in het vijfde of zesde lid.
2.
Het hof van discipline schorst op verzoek van Onze Minister van Veiligheid en Justitie, gehoord de algemene raad, een in
artikel 36a, tweede lid, bedoeld lid van het college, indien en voor zolang:
a.
hij zich in voorlopige hechtenis bevindt;
b.
hij bij nog niet onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens een misdrijf is veroordeeld dan wel hem bij een dergelijke uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft; of
c.
hij bij een nog niet onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak onder curatele is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, hij surseance van betaling heeft verkregen, dan wel wegens schulden is gegijzeld.
3.
Het hof van discipline kan op verzoek van Onze Minister van Veiligheid en Justitie, gehoord de algemene raad, een in
artikel 36a, tweede lid, bedoeld lid van het college schorsen, indien:
a.
tegen hem een gerechtelijk vooronderzoek ter zake van een misdrijf is ingesteld; of
b.
er een ander ernstig vermoeden is voor het bestaan van feiten of omstandigheden die tot ontslag zouden kunnen leiden.
4.
Het hof van discipline beëindigt desgevraagd of ambtshalve een schorsing als bedoeld in het tweede of derde lid, wanneer de grond hiervoor is vervallen.
5.
Het hof van discipline ontslaat op verzoek van Onze Minister van Veiligheid en Justitie, gehoord de algemene raad, een in
artikel 36a, tweede lid, bedoeld lid van het college, indien:
a.
het lid bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens een misdrijf is veroordeeld dan wel hem bij een dergelijke uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft; of
b.
het lid bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak onder curatele is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, hij surseance van betaling heeft verkregen, dan wel wegens schulden is gegijzeld.
6.
Het hof van discipline kan op verzoek van Onze Minister van Veiligheid en Justitie, gehoord de algemene raad, een in
artikel 36a, tweede lid, bedoeld lid van het college ontslaan wegens ongeschiktheid of onbekwaamheid voor de functie dan wel wegens andere zwaarwegende in de persoon van de betrokkene gelegen redenen.
8.
Bij de toepassing van het tweede tot en met zesde lid maakt de deken geen deel uit van de algemene raad.