Vreemdelingen die in de openbare lichamen verblijven en die niet bij of krachtens artikel 3 of 5a zijn toegelaten tot verblijf, behoeven een verblijfsvergunning voor bepaalde of onbepaalde tijd.
Een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd wordt verleend voor ten hoogste vijf achtereenvolgende jaren. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd en de verlenging van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd.