Artikel 47
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regelen worden gesteld ter bevordering van een goede uitvoering van deze wet.
1.
De ondernemer op wie de verplichting tot het instellen van een ondernemingsraad rust, treft bij voorlopig reglement, voor zover nodig, de voorzieningen die tot de bevoegdheid van de ondernemingsraad behoren, totdat de ondernemingsraad zelf die bevoegdheid uitoefent. De vereniging of verenigingen van werknemers, bedoeld in
artikel 9, tweede lid, onder a, worden over het voorlopige reglement gehoord.
3.
De voorgaande leden zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de ondernemer of de ondernemers die een centrale ondernemingsraad of een groepsondernemingsraad hebben ingesteld.
1.
De ondernemer op wie de verplichting tot het instellen van een of meer ondernemingsraden rust, alsmede de betrokken ondernemingsraden, verstrekken desgevraagd aan een daartoe door Onze Minister aangewezen onder hem ressorterende ambtenaar inlichtingen omtrent het instellen en het functioneren van deze ondernemingsraden.
2.
Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de ondernemer of de ondernemers die een centrale ondernemingsraad of een groepsondernemingsraad hebben ingesteld, alsmede ten aanzien van die raden.
Artikel 51
De bedrijfscommissies, door de Raad ingesteld krachtens de Wet op de Ondernemingsraden (Stb. 1950, K 174), worden geacht door de Raad te zijn ingesteld krachtens deze wet.
1.
Deze wet is niet van toepassing op de in de
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek bedoelde openbare academische ziekenhuizen, Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen en Koninklijke Bibliotheek noch op de Nederlandse organisatie voor wetenschappelijk onderzoek. De wet stelt regels omtrent het besluit van het bestuur van een bekostigde instelling voor hoger onderwijs als bedoeld in
artikel 1.2, onderdeel a, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek of deze wet met uitzondering van
Hoofdstuk VII B al dan niet van toepassing is op die instelling.
2.
Bij algemene maatregel van bestuur kan op voordracht van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap worden bepaald dat de in de eerste volzin van het eerste lid opgenomen uitzondering niet geldt voor één of meer van bedoelde instellingen. Daarbij kan tevens worden bepaald dat
Hoofdstuk VII B van deze wet niet van toepassing is.
3.
Hoofdstuk VII B is niet van toepassing op openbare instellingen als bedoeld in de
Wet educatie en beroepsonderwijs .
4.
[Wijzigt de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet op de Nederlandse organisatie voor wetenschappelijk onderzoek.]
Artikel 53a
Deze wet is niet van toepassing op het Ministerie van Defensie en de daaronder ressorterende diensten, bedrijven of instellingen.
Artikel 53b
Deze wet is niet van toepassing op de rechterlijke ambtenaren werkzaam bij de Hoge Raad.
a.
de leden van de Raad van State;
b.
de leden van de Algemene Rekenkamer;
c.
de Nationale ombudsman en de substituut-ombudsmannen.
1.
Deze wet kan worden aangehaald als Wet op de ondernemingsraden.
2.
Zij treedt in werking op een door Ons te bepalen tijdstip.