1.
De accijns wordt verschuldigd op het tijdstip van de uitslag tot verbruik.
2.
Onder het tijdstip van de uitslag tot verbruik wordt verstaan:
e.
in de in
artikel 2a, vijfde lid, bedoelde situaties: het tijdstip van ontvangst van de accijnsgoederen op de plaats van rechtstreekse aflevering.
3.
In afwijking van het eerste lid wordt de accijns verschuldigd:
a.
bij toepassing van
artikel 2, vierde lid: op het tijdstip van de aanvang van het voorhanden hebben of het gebruik van de minerale oliën;
b.
bij toepassing van
artikel 2c: op het tijdstip van de vaststelling van de in artikel 2c bedoelde onregelmatigheid;
c.
bij toepassing van
artikel 2d, derde lid: op het tijdstip van de aanvang van het voorhanden hebben van de accijnsgoederen in Nederland;
e.
bij toepassing van
artikel 2e, eerste lid: op het tijdstip van de aanvang van het voorhanden hebben van de accijnsgoederen in Nederland;
g.
bij toepassing van
artikel 4: op het tijdstip van de vaststelling van de in artikel 4 bedoelde onregelmatigheid.