1.
Indien een persoon over dezelfde periode op grond van dezelfde paragraaf zowel recht heeft op een uitkering in verband met zwangerschap en bevalling als op een uitkering in verband met adoptie of pleegzorg, wordt haar de uitkering in verband met adoptie of pleegzorg of ter zake van vervanging in verband met adoptie of pleegzorg niet uitbetaald.
Indien een persoon over dezelfde periode op grond van dezelfde paragraaf zowel recht heeft op een uitkering in verband met adoptie als op een uitkering in verband met pleegzorg wordt hem de uitkering in verband met pleegzorg of ter zake van vervanging in verband met pleegzorg niet uitbetaald.
2.
Indien een persoon over dezelfde periode zowel recht heeft op een uitkering op grond van
paragraaf 1 als op een uitkering op grond van
paragraaf 2 van deze afdeling, wordt hem de uitkering op grond van
paragraaf 2 uitbetaald voorzover deze de uitkering op grond van
paragraaf 1 van deze afdeling overtreft. Indien de uitkering op grond van
paragraaf 1 geheel of gedeeltelijk wordt geweigerd op grond van enig handelen of nalaten dat de betrokkene kan worden verweten, wordt voor de toepassing van dit lid die uitkering in aanmerking genomen alsof die weigering niet heeft plaatsgevonden.
3.
Indien een vrouwelijke zelfstandige of een vrouwelijke beroepsbeoefenaar op arbeidsovereenkomst over eenzelfde periode zowel recht heeft op een uitkering op grond van
paragraaf 1, als op een uitkering op grond van
paragraaf 2 van deze afdeling, worden haar, in afwijking van het tweede lid, zowel de uitkering op grond van zowel
paragraaf 1, als de uitkering op grond van
paragraaf 2 uitbetaald, mits de vrouwelijke zelfstandige of de vrouwelijke beroepsbeoefenaar op arbeidsovereenkomst niet vrijwillig verzekerd is als bedoeld in de
Tweede Afdeling, Hoofdstuk IV, van de Ziektewet en voor zover:
a.
werkzaamheden als vrouwelijke zelfstandige of vrouwelijke beroepsbeoefenaar op arbeidsovereenkomst worden verricht; en
b.
de uitkering op grond van
paragraaf 1 en de uitkering op grond van
paragraaf 2 samen niet meer bedragen dan 100% van de som van de inkomsten uit of in verband met arbeid die de vrouwelijke zelfstandige of de vrouwelijke beroepsbeoefenaar op arbeidsovereenkomst ontving op de dag direct voorafgaande aan de dag waarop recht op uitkering op grond van
afdeling 2, paragraaf 1, en de uitkering op grond van
afdeling 2, paragraaf 2, ontstaat.
4.
Indien een gelijkgestelde als bedoeld in
artikel 3:6, eerste lid, onderdeel b, onder 2°, over dezelfde periode tevens uit andere hoofde recht heeft op één of meerdere uitkeringen op grond van
paragraaf 1, wordt de uitkering van die gelijkgestelde uitbetaald voorzover deze uitkering samen met de andere uitkeringen niet meer bedraagt dan 100% van het dagloon dat ten grondslag ligt aan de loongerelateerde uitkering van de werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten.
5.
Indien een persoon over dezelfde periode zowel recht heeft op een uitkering op grond van
paragraaf 1 van deze afdeling als op arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de
Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt eerstgenoemde uitkering uitbetaald voorzover deze samen met de arbeidsongeschiktheidsuitkering niet meer bedraagt dan het hoogste van de daglonen, die aan die uitkeringen ten grondslag liggen.
6.
Indien een persoon over dezelfde periode zowel recht heeft op een uitkering op grond van
paragraaf 2 van deze afdeling als op een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de
Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen , wordt:
a.
indien de grondslag van de eerstgenoemde uitkering lager is dan de grondslag van de arbeidsongeschiktheidsuitkering of daaraan gelijk is, de eerstgenoemde uitkering uitbetaald voorzover deze samen met de arbeidsongeschiktheidsuitkering niet meer bedraagt dan de grondslag van de arbeidsongeschiktheidsuitkering;
b.
indien de grondslag van de eerstgenoemde uitkering hoger is dan de grondslag van de arbeidsongeschiktheidsuitkering, de eerstgenoemde uitkering uitbetaald voorzover deze samen met de arbeidsongeschiktheidsuitkering niet meer bedraagt dan de grondslag van de eerstgenoemde uitkering;
7.
Voor de toepassing van het derde tot en met vijfde lid wordt onder arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de
Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering , arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de
Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen , uitkering op grond van
paragraaf 1 van deze afdeling en uitkering op grond van
paragraaf 2 van deze afdeling tevens verstaan de vakantie-uitkering waarop uit hoofde van die arbeidsongeschiktheidsuitkeringen en die uitkeringen recht bestaat, voor zover die vakantie-uitkering over dezelfde periode is berekend.
8.
Indien de arbeidsongeschiktheidsuitkering geheel of gedeeltelijk wordt geweigerd op grond van enig handelen of nalaten dat de betrokkene kan worden verweten, wordt voor de toepassing van het vierde en vijfde lid de arbeidsongeschiktheidsuitkering in aanmerking genomen alsof die weigering niet heeft plaatsgevonden.